Bij het schilderij "het weggetje UMC"
Weer een nieuwe ochtend. Weer met zijn ziel onder de arm.
Moeizaam pakte hij de fiets uit het schuurtje achter het huis. Zijn botten waren ook niet meer wat ze geweest waren. En zijn spieren al helemaal niet meer.
Loes en hij hadden het nog over een e-bike gehad toen ze nog leefde. Het was er niet van gekomen. En nu? Ach, waarvoor zou hij het nog doen. Hij kwam toch niet verder dan dat bankje bij het ziekenhuis.
Niet dat hij er nog iets te zoeken had. Al bijna twee jaar niet meer. Maar het was een gewoonte geworden. Naar het ziekenhuis fietsen, op de heenweg zichzelf moed inpraten, op de terugweg bijkomen van het steeds duidelijker vooruitzicht alleen achter te blijven.
Hoe kon dat nou? De man ging toch altijd het eerst? Hij was de harde werker geweest. Loes was alleen thuis en schreef verhalen. Niet echt een ziekmakend beroep.
Maar toch was zij ziek geworden. De ene na de andere bestraling was gevolgd. Hij zag haar wegteren.
‘Hein, ik wil naar huis,’ had ze op een ochtend gezegd. ‘Hier kunnen ze toch niets meer voor me doen.’
Het ziekenhuis had het goed gevonden. De buurman had Loes het huis binnengedragen.
‘Nou zijn we getrouwd, Loes,’ had hij gegrapt. Ze had er nog om kunnen glimlachen. Er kwam een verpleegster. Iedere dag fietste hij het rondje naar het ziekenhuis en terug. Als hij terugkwam lag Loes frisgewassen in bed.
Na een week was het over. Omringd door de familie was ze thuis gestorven. Precies zoals ze het gewild had.
En Hein was doorgegaan met zijn rondjes langs het ziekenhuis.
Soms besloot hij een andere route te volgen. Maar als vanzelf wendde het stuur zich dan weer naar het ziekenhuis.
Het bankje kwam in zicht. Moeizaam stapte hij af en ging zitten. Na een tijdje hoorde hij de vogels. Druk bezig nestjes te maken.
Het fluitenkruid stond in bloei, zag hij, en wat klaprozen.
Een oudere vrouw kwam naast hem zitten, een verpleegster zag hij.
Hij draaide zich naar haar om en glimlachte.
Een verhaal van Corrie van Os